Teylingen vanaf de zestiende eeuw

Portret van Johan van Duvenvoorde anno 1608

Johan van Duvenvoorde anno 1608

Jarenlang was het kasteel door kasteleinen uitgeleefd en was onderhoud achterwege gebleven. Het dak lag open, muren waren gescheurd, ruiten kapot, een deel van de vensters lag in de grachten, balken en vloeren waren vergaan en bruggen welhaast ingezakt. Een langdurige restauratie was het gevolg.

Echter, in de periode 1572-1574, leden slot en omgeving tijdens de opstand tegen Spanje ernstige schade.

De heropbouw van het verwoeste slot liet op zich wachten. De luitenant houtvester François de Viry was niet onwillig, maar kreeg geen toestemming. Zelfs niet toen hij voorstelde het slot op eigen kosten weer op te bouwen.

Pas in 1584, toen Willem van Oranje stierf, kwam er verandering in de zaak en kreeg de Viry de zo fel begeerde vergunning. Maar toen hoefde het blijkbaar al niet meer; het slot bleef er ruïneus bijliggen. Ook zijn directe opvolgers, Willem Bloys van Treslong en Johan van Duvenvoorde, deden niets om het slot weer op te bouwen.

Woning op de voorburcht gezien door Roelant Roghman anno 1647

Woning op de voorburcht gezien door Roelant Roghman anno 1647

Van 1572 tot 1795 zijn de prinsen uit het Huis van Oranje altijd houtvesters van Teylingen geweest. Ze woonden er niet, maar sommigen van hen gebruikten het in de 17de eeuw als buitenverblijf. Vandaar dat het slot van 1614 tot 1615 uiteindelijk toch weer werd opgebouwd, waarbij de woning op de voorburcht werd vervangen door een nieuw twee-beukig woonhuis en de donjon weer van een dak werd voorzien.

Reinier van Oldenbarneveldt, zoon van de beroemde Johan van Oldenbarneveldt, was vanaf 1610 luitenant houtvester. Hij werd echter in 1620 uit zijn ambt ontzet en in 1623, drie jaar na zijn vader, onthoofd.

Het kasteelcomplex bestaat nu uit de ruïneuze ringburcht, de bebouwing op de voorburcht en een tuin aan de noord- en westzijde. Enkel de kastelein en/of de luitenant houtvester met hun gezinnen en een aantal bedienden zullen op Teylingen hebben gewoond. Van een complete hofhouding was allang geen sprake meer. Na de bouw van het houtvestershuis zullen vermoedelijk alleen dit huis, mogelijk enkele gebouwen op de voorburcht en het poortgebouw permanent bewoond zijn geweest.

PoortIntussen was Teylingen overgegaan op Johan van Wassenaer van Duvenvoorde die, in 1633, terugtrad als luitenant houtvester, gevolgd door Johan van Kerckhoven (1633-1660), Jacob van Wassenaer, Amelis van den Bouchorst, Arent van Wassenaer, Hans Willem Bentinck (1681-1709) en andere vertrouwelingen van stadhouder Willem III.

In het houtvesterhuis werd regelmatig hoog bezoek ontvangen. Prinses Maria Stuart, de weduwe van stadhouder Willem II en moeder van Willem III, verbleef er graag. Haar broer, koning Karel II van Engeland, kwam haar hier in 1654 opzoeken.

Het herstel van het kasteel was van korte duur, althans wat de donjon betreft. In 1676 werd de donjon geteisterd door een zware brand, waarbij het dak in vlammen opging. Hij is daarna nooit meer opgebouwd en is sindsdien een ruïne. Waarschijnlijk werd  alleen het poortgebouw nog bewoond. Dit kleine huis was immers efficiënter warm te stoken dan het grote houtvestershuis.

De laatste houtvester van Teylingen was tot 1795 stadhouder Willem V.

Bron: Bezoekersgids van Teylingen

 

<>